Vraag 11: Vlak achter een voorligger verbruikt een fietser minder energie dan als hij alleen fietst. Maar heeft de koprijder ook profijt van die situatie?
A. Nee, integendeel, hij moet wat harder trappen.
B. Nee, het maakt geen verschil.
C. Ja.
Vraag 12: Je hebt twee identieke bakjes met in de bodem een identiek gaatje. Bij één bakje bevestig je onder het gat een twintig centimeter lang rubberslangetje. Je vult beide bakjes met evenveel water. Welk bakje loopt het snelst leeg?
A. Het bakje met het slangetje.
B. Het bakje zonder slangetje.
C. Beide bakjes lopen even snel leeg.
Vraag 13: Wat gebeurt er wanneer je een stalen kogel in de Marianentrog dumpt?
A. Hij zal steeds sneller zinken.
B. Hij zal steeds langzamer zinken.
C. Hij zal op zekere diepte blijven zweven in het water.
Vraag 14: Je doet een dekbedhoes samen met kleiner wasgoed in de wasmachine. Hoe komt het dat aan het eind van het wasprogramma het kleine wasgoed in de dekbedhoes gedraaid is?
A. Door het heen en weer bewegen van de trommel.
B. Doordat klein wasgoed gevoeliger is voor waterwervels dan groot wasgoed.
C. Door het oppervlakteverschil tussen de dekbedhoes en het kleine wasgoed.
Vraag 15: Wat is het nut van al die plooien in je oorschelpen?
A. Ze dempen harde geluiden.
B. Ze zorgen ervoor dat je kunt horen op welke hoogte een geluidsbron zich bevindt.
C. Ze zorgen ervoor dat je geluid van links en rechts kunt onderscheiden.
A. Nee, integendeel, hij moet wat harder trappen.
B. Nee, het maakt geen verschil.
C. Ja.
Vraag 12: Je hebt twee identieke bakjes met in de bodem een identiek gaatje. Bij één bakje bevestig je onder het gat een twintig centimeter lang rubberslangetje. Je vult beide bakjes met evenveel water. Welk bakje loopt het snelst leeg?
A. Het bakje met het slangetje.
B. Het bakje zonder slangetje.
C. Beide bakjes lopen even snel leeg.
Vraag 13: Wat gebeurt er wanneer je een stalen kogel in de Marianentrog dumpt?
A. Hij zal steeds sneller zinken.
B. Hij zal steeds langzamer zinken.
C. Hij zal op zekere diepte blijven zweven in het water.
Vraag 14: Je doet een dekbedhoes samen met kleiner wasgoed in de wasmachine. Hoe komt het dat aan het eind van het wasprogramma het kleine wasgoed in de dekbedhoes gedraaid is?
A. Door het heen en weer bewegen van de trommel.
B. Doordat klein wasgoed gevoeliger is voor waterwervels dan groot wasgoed.
C. Door het oppervlakteverschil tussen de dekbedhoes en het kleine wasgoed.
Vraag 15: Wat is het nut van al die plooien in je oorschelpen?
A. Ze dempen harde geluiden.
B. Ze zorgen ervoor dat je kunt horen op welke hoogte een geluidsbron zich bevindt.
C. Ze zorgen ervoor dat je geluid van links en rechts kunt onderscheiden.
Cons:::BB4E




